Boodschap voor de Veertigdagentijd 2016 van de Bisschop van Paramaribo.
Het thema is Barmhartigheid
Voor te lezen tijdens de viering van Aswoensdag en/of de viering op de eerste zondag van de Veertigdagentijd.

Download hier de vastenbrief in PDF formaat

Zusters en broeders,

In dit Jaar van Barmhartigheid krijgt de Veertigdagentijd een bijzondere betekenis.
Dit mooie seizoen in ons kerkelijk jaar, die door elke gelovige intens beleefd wordt met vasten, onthouding en bezinning, kunnen wij beschouwen als een oase in dit jubeljaar. Barmhartigheid is immers het begin- en eindpunt van de zinvolle beleving van de Veertigdagentijd. Deze beleving komt niet enkel tot uiting in de intensiteit van het vasten, de onthouding en de bezinning, maar vooral in de concrete daden van goedheid waartoe ons vasten en gebed moeten leiden. Deze concrete daden benoemen wij in de Kerk als de werken van barmhartigheid. In mijn boodschap aan u voor deze Veertigdagentijd, wil ik stilstaan bij de betekenis van deze werken en u een handvat aanreiken voor het beoefenen daarvan.

De meest eenvoudige manier om de betekenis van barmhartigheid te beschrijven is: liefhebben zoals God, onze hemelse Vader. God zelf is liefde, en die liefde schenkt Hij in alle volheid aan ons. Hij heeft ons eerst liefgehad en Hij bemint ons onvoorwaardelijk, zonder dat wij dat verdiend hebben. God is tot het uiterste gegaan om zijn liefde voor de mens te tonen, door de menswording van die liefde in zijn enige Zoon Jezus Christus. “Jezus Christus is het gelaat van de barmhartigheid van de Vader,” schrijft paus Franciscus. Barmhartigheid is ook, volgens hem, “de fundamentele wet die zich bevindt in het hart van elke persoon, die oprecht kijkt in de ogen van zijn broeders en zusters op hun levensweg.”

Die fundamentele wet dwingt ieder mens – in het bijzonder de christengelovige – tot een houding van barmhartigheid: een naaste willen worden van onze medemens. Zoals God de Vader tot het uiterste is gegaan om onze naaste te worden in zijn Zoon, zo wordt elk van ons door de goddelijke wet in ons hart gedreven om een naaste, een waarachtige broeder of zuster te worden van de medemens die wij op ons pad tegenkomen. Het is echter belangrijk te beseffen, dat de vervulling van die fundamentele wet in ons hart – de wet van de liefde – niet vanzelfsprekend is. Het aannemen van een houding van barmhartigheid is geen automatisme of een instinctieve reactie. Gehoor geven aan de wet in ons hart en die daadwerkelijk tot uiting brengen in een houding van barmhartigheid is een bewuste, persoonlijke keuze die elk mens maakt. Wij kunnen niet barmhartig zijn slechts omdat wij daartoe gevraagd worden.

Daarenboven is een houding van barmhartigheid niet iets dat wij van het een op het andere moment aannemen en behouden. Het vraagt om levenslange oefening. Het is iets dat heel ons wezen raakt en dat wij met heel ons wezen kunnen vervullen. Het betekent luisteren met ons hart, zoals Jezus ons geleerd heeft. Het aannemen van deze houding vraagt daarom om moed: moed om barmhartig in het leven te staan en om zo geraakt te durven worden. En als wij ons diep bewust zijn van onze eigen zwakheid en zondigheid, beseffen wij dat wij als mens de barmhartigheid nooit helemaal in de vingers zullen hebben. Desalniettemin blijven wij daartoe geroepen. Gelukkig zijn wij kinderen van onze hemelse Vader. Paus Franciscus zegt: “Barmhartigheid zal altijd groter zijn dan elke zonde, en niemand kan grenzen opleggen aan de liefde van God, die altijd gereed staat om te vergeven.”

Barmhartigheid vraagt om levenslange oefening. Om te spreken met de woorden van Sint Paulus: het is als met een atleet, die zich onderwerpt aan strenge oefening in een bepaalde sport; een atleet die zich alles ontzegt om de zegekrans te behalen (vg. 1 Kor. 9,24-25). Zoals een atleet zich een bepaalde oefenstrategie eigen maakt om zichzelf te trainen, zo zijn er ook methodes om ons te bekwamen in het beoefenen van barmhartigheid. De parabel van de Barmhartige Samaritaan (Lc. 10) verschaft ons een methode, die verloopt in drie stappen: zien, bewogen worden en in beweging komen.

Ten eerste, zien. Wij kunnen slechts goed zien met de ogen van het hart. Barmhartigheid vraagt dat wij zuiver kunnen zien: dit is een zien dat niet gekleurd of verminderd is door vooringenomenheid of vooroordelen; een zien dat zich losmaakt van de dwangbuis van normen en conventies, die ons door de maatschappij wordt omgedaan. Een zien dat verder gaat dan het oppervlakkige; dat niet blijft steken bij wat voor de hand liggend is, maar dat zuiver ziet hoe de samenleving in elkaar zit, waar en op welke wijze onrecht en lijden worden veroorzaakt. Maar bovenal: een zien dat niet geneigd is de ogen te sluiten, maar de ogen juist open houdt om goed te zien.
De tweede stap is bewogen worden. Het vraagt om moed èn kwetsbaarheid om een ander echt te zien en te horen. Moed, omdat wij diep geraakt willen worden en ons daar uit angst niet van zullen afwenden. Kwetsbaarheid omdat wij ons willen blootstellen aan het leed en de pijn van de ander. Met andere woorden: bewogen worden betekent dat wij niet slechts met ons verstand kennis nemen van de ellende, maar dat ook ons hart geraakt wordt door hetgeen wij zien. Bewogen worden is de motor van barmhartigheid, daarom staat het ‘hart’ centraal in ‘barmhartigheid. Als wij niet in ons hart geraakt worden, kan het ertoe leiden dat wij vervallen in een soort afstandelijke dienstbaarheid, waarmee wij vaak slechts onze eigen onrust en schuldgevoelens aan het bestrijden zijn. Een nood kan dan wel verholpen worden, maar de mens die gezien, gehoord of bemind wil worden ontgaat ons helemaal.

Dan de derde stap: in beweging komen. Wanneer wij goed hebben gezien en diep bewogen zijn, komen wij haast onvermijdelijk vanzelf in beweging. De drie stappen van barmhartigheid staan immers niet afzonderlijk van elkaar, maar vormen één organisch geheel. In beweging komen betekent: actie ondernemen, concrete daden van naastenliefde verrichten. In de traditie van onze Kerk worden deze daden aangeduid als de fysieke werken van barmhartigheid: de hongerigen spijzen, de dorstigen laven, de zieken troosten, de gevangenen bezoeken, de vreemdelingen herbergen, de naakten kleden en de doden begraven. Deze zeven werken kunnen wij zowel letterlijk als figuurlijk benaderen: mensen die hongeren naar een maaltijd, maar ook mensen die hongeren naar liefde en aandacht; mensen die dorst hebben voor een glas water, maar ook mensen die dorst hebben naar gerechtigheid; de zieke mensen die, thuis of in het ziekenhuis, verlangen naar troost of nabijheid van een ander, maar ook mensen wiens ziel lijdt door de ziekten van armoede, discriminatie of uitsluiting; de mensen die als gevangenen wegkwijnen of verruwen in onze strafinrichtingen, maar ook de mensen die gevangen zitten in eenzaamheid, verslaving of onwetendheid; de buitenlanders, die blijvend als vreemdelingen worden behandeld, geen gastvrijheid ontvangen en die beperkt worden in hun integratie, maar ook onze eigen gezinsleden, medeparochianen of collega’s die wij over het hoofd zien en niet meetellen; de mannen, vrouwen en kinderen die door armoede of geestelijke beperkingen naakt rondlopen en worden bespot, maar ook de mensen die naakt rondlopen omdat zij beroofd zijn van hun waardigheid en integriteit; en tenslotte de doden, die onwaardig of in anonimiteit begraven worden, maar ook de agressie, de wrok en de haat die wij niet kunnen of willen begraven.

Broeders en zusters,
de Veertigdagentijd is een gelegenheid bij uitstek om ons te gaan beoefenen in de barmhartigheid door de drie stappen van barmhartigheid te overwegen en daarover een beslissing te nemen. Vasten, onthouding en bezinning zijn onontbeerlijke instrumenten om ons zien te zuiveren, opdat ons hart echt bewogen wordt waardoor wij op de juiste wijze in beweging komen. Wij hoeven niet te denken aan grootse werken van barmhartigheid. Het is raadzaam om eerst de houding van barmhartigheid en de beoefening daarvan in onze eigen sferen te beginnen: in het gezin, in onze parochies, op onze werkplekken. Een goede vraag die wij ons in deze Veertigdagentijd steeds kunnen stellen is: welk werk van barmhartigheid komt nu op mijn weg, thuis, op het werk, in mijn straat? Wat past bij mij, waar heb ik een talent voor? De bereidheid om hiermee aan de slag te gaan in deze Veertigdagentijd, kan de basis zijn voor een houding van barmhartigheid voor de rest van ons leven.

Met broederlijke groeten,
+Karel Choennie
Bisschop van Paramaribo

Curriculum Vitae Mgr. Karel Choennie:                                                                                                         http://bisdomparamaribo.org/bisschop/currucilum-vitae-mgr-karel-choennie

 

                                                                                                                  UITLEG BISSCHOPPELIJK WAPEN MGR. KAREL CHOENNIE

Bisschoppelijk wapen Mgr. Karel Choennie

Op 12 januari 2016 vond de presentatie plaats van het bisschoppelijk wapen van Mgr. Karel Choennie.

De wapenspreuk ‘Diliges Dominum et Proximum’– ‘Bemin de Heer en de naaste’ – is een beknopte samenvatting van Christus’ leer over wat het voornaamste gebod is in de Wet (Mt. 22,34-40; Mc. 12,28-31; Lc. 10,25-28).
Als eerste gebod neemt Christus het Sjema uit Dt 6,4-9, de geloofsbelijdenis van Israël, die een verdere uitbouw is van het begin van de Tien Geboden (Ex. 20,1-17 en Dt. 5,1-21) en dat in de Joodse bijbelse traditie ’s morgens en ’s avond gebeden wordt:“U zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht en heel uw verstand.”

Naast dit eerste gebod plaatst Christus vervolgens als tweede gebod, daaraan gelijkwaardig, een tekst uit Leviticus 19,18: “Bemin uw naaste als uzelf.” Bij Matteüs22,40 zegt Jezus “Aan deze twee geboden hangt heel de Wet en de Profeten.”
Lucas verbindt dithoogste gebod met de parabel van de Barmhartige Samaritaan om duidelijk te maken wie de naaste is. De liefde voor God is voor de mens altijd het antwoord op Gods onvoorwaardelijke liefde voor ons.

De hoed met de kwasten is de universele aanduiding dat dit een bisschoppelijk wapen is, want dit is de prelatenhoed van een bisschop in vorige eeuwen.

De kleuren in het schild verwijzen naar de Surinaamse vlag en symboliseren naast de betekenis die ze hebben in de vlag, ook de kerkelijke symboliek.Groen staat voor vruchtbaarheid en voor hoop. Geel staat voor de toekomst en geloof, rood voor de daden van liefde en wit voor vrede en harmonie.

Uit respect voor mijn directe voorgangers heb ik in het schild een deel van hun symbolen overgenomen. Van monseigneur Aloysius Zichem zijn de drie cirkels die in elkaar grijpen om de eenheid in verscheidenheid aan te duiden van ons volk. De innige verbondenheid wordt bewerkt door de liefde waarvan de fayalobi in het centrum van iedere cirkel zit. Zo drukt dit symbool zijn wapenspreuk uit:
‘Amoretraxitomnia’ – ‘Door de liefde heeft Hij [God] allen tot zich getrokken.’

Van monseigneur Wilhelmus de Bekker is de palmboom aan het water overgenomen met de verwijzing naar Psalm 1, als een boom aan het water geplant. De palm staat symbool voor overwinning na strijd. Het water is de zee die ons scheidt van en verbindt met de rest van de wereld. Dit herinnert ook aan de verscheidenheid van afkomst uit de verschillende volken, rassen en talen die tezamen de Surinaamse natie vormen. Maar ook verwijst de palmboom naar Batavia, waar de zalige. Petrus Donders zich tot naaste maakte voor de melaatsen in hun bitter levenslot, en zo een levend voorbeeld werd van wat Christus’ woorden: ‘Bemin de Heer en de naaste’, betekenen.

De zon staat hoog aan de hemel als teken van Christus, die de zon van gerechtigheid is (Lc. 1,78 als vervulling van de messiaanse profetie van Maleachi 3,20).

In het onderste deel van het schild, verwijst de duif naar gerechtigheid en vrede, twee constante thema’s in de Bijbel. De vrede is de vrucht van gerechtigheid. De duif symboliseert die vrede en verwijst ook naar het verbond met Noach. Maar vooral wordt de Heilige Geest door de duif gesymboliseerd. De Geest die ons in vuur en vlam zet opdat wij enthousiast het evangelie kunnen verkondigen.

De dubbele ‘M’ staat voor Maria, moeder van Barmhartigheid,‘ Mater Misericordiae.’ Deze titel van Maria kan men op twee manieren vertalen: Moeder van de Barmhartige en Moeder van Barmhartigheid. Het Hebreeuws woord voor barmhartigheid is nauw verbonden met het woord voor moederschoot. Barmhartigheid is tedere en zorgzame liefde. De opdracht van Christus is: “Wees barmhartig zoals uw hemelse Vader barmhartig is” (Mt 5,48).